Deze wereld wordt mij te benauwd. Mijn vrijheid wordt beknot, want zonder coronapaspoort mag ik bijna nergens meer naar binnen. Dat ik gezond leef en navenant gezond ben, doet kennelijk helemaal niet meer ter zake. Mijn roze wangen, pure glimlach en mijn eerlijke uitstraling leggen geen gewicht meer in welke schaal dan ook. Om een waardig lid te zijn van deze gemeenschap moet ik worden getest en gevaccineerd, maatstaven die niets van doen hebben met gezond leven. Al veel te lang heb ik mijn oren laten hangen naar wat anderen vonden of wilden. Dat ging zover dat ik uiteindelijk uitgeput raakte. Die limiet heb ik te vaak overschreden en dat heb ik in mijn oren geknoopt.
Daarom vraag ik nu asiel aan.
Lang dacht ik na over waar ik het liefst wil zijn. Denemarken kwam voorbij, want daar voeren ze geen maatregelen (meer) in. Heerlijk! Iedereen wordt daar voldoende waardig geacht om zelf te beslissen. Ook Zweden scoort hoog op mijn verlanglijst. Waar of bij wie voel ik mij het veiligst? Bij wie mag ik zijn wie ik ben zonder te worden be- of veroordeeld? Wie weegt de werkelijke waarde van mijn eerlijkheid, mijn gezonde leefstijl, mijn milieubewustzijn, mijn zorg voor moederaarde en mijn overdaad aan liefde die ik de wereld in wil sturen?
En ineens schoot het mij te binnen: de kabouters! Bij hen vraag ik asiel aan. Zij leven in een liefdevolle gemeenschap, in pittoreske huisjes, één met de vrije natuur. Zij delen alles met elkaar vanuit hun basis: vertrouwen op elkaar en op wat er gebeurt. Zij zijn hemels vrolijk of oprecht chagrijnig. Hun onverbloemde authenticiteit geeft mij een super boost. Zij spelen en ravotten dat het een lieve lust is, zijn volmaakt onschuldig en doen uitsluitend waar ze zin in hebben. Het kind in hen is springlevend. Niets doen staat in hoog aanzien. Ze zijn vrij. Niet voor niets heb ik mijn tuin diezelfde naam gegeven: Vrij.
Mijn besluit stond vast. Dus fietste naar het bos waar ik al eerder een bijzondere ontmoeting had met een van hen. Voorbij de hoge struiken en dikke bomen zag ik de grote ladder die naar een poort leidde. Op de poort stond in hoofdletters: TOVERBOOM. Terwijl ik mij afvroeg hoe ik met mijn onhandige mensenlijf bij dat minuscule poortje moest aanbellen, voelde ik mij verkleinen. Loes in Kabouterland. Nadat ik de ladder had beklommen, merkte ik tot mijn verrassing dat de poort gewoon open was. Door een duistere gang in de omgehakte, vermolmde boom vond ik mijn weg naar de volgende grote deur. Ook die was niet op slot. Voorzichtig liep ik over de wiebelende houten hangbrug boven een diep ravijn naar de volgende poort. Het leek mij wat brutaal om die ook direct open te doen, dus trok ik aan het belkoord. Het duurde even, maar uiteindelijk deed een mollige kabouter met grote ogen en een brede glimlach open. Ik viel direct met de poort in huis.
“Mag ik asiel bij jullie aanvragen?” vroeg ik met trillende stem.
“Waarom?” Stellig, maar niet onvriendelijk.
“Omdat ik bij jullie uit de wind ben.”
“Hoe weet je dat?”
“Vorig jaar sprak ik jullie wijsneus, en eh… nou, ik dacht… hij zei dat ik altijd terug kon komen.”
Ze zuchtte diep en keek even naar achteren, alsof ze geroepen werd. Ik kon niet zien naar wie ze keek. “Ja, ja,” mompelde ze, waarop ze zich weer naar mij keerde. “Hij zei al dat je weer zou komen.”
Ze legde een vel generfd papier in mijn handen. “Laat jouw wijsheid dit formulier invullen,” zei ze. “We willen er absoluut zeker van zijn dat je bij ons kan aarden. Dat is voor ons het beste, maar ook voor jou. Kom terug als alle vragen zijn beantwoord.” Hierop sloot ze zonder ceremonieel de deur.
Nog altijd in kabouterformaat wankelde ik naar de overkant van de hangbrug en ging daar zitten. Ik keek naar het lege vel en zag bovenaan in dikke letters woord voor woord de volgende vraag verschijnen:
Kun – jij – tijdens - de - storm - buigen - als - een - rietstengel?
Aan de linkerkant verscheen de eerste vraag. Terwijl ik die in mijn hoofd even liet rondtollen, verscheen vanzelf het antwoord aan de rechterkant van het bijzondere papier. Hoe lang ik daar heb gezeten, weet ik niet meer, maar na zeven vragen en antwoorden was het vel vol. Het zag er zo uit:
Wie en waar ben jij? – Liefde, Loes, Vrij.
Wat wil jij? – Genieten van alles wat is.
Waar wil jij dat doen? – In een eenvoudige, ongedwongen omgeving.
Met wie? – Liefdevolle wezens.
Hoe laat je los? – Door nergens waarde aan te hechten.
Hoe accepteer je? – Van een afstand observeren, zonder oordeel.
Wat doet discriminatie met jou? – Ik leer mededogen te hebben.
Tevreden liep ik terug over de hangbrug, waar de deur al werd geopend voordat ik had kunnen bellen. De kabouter ontving mijn formulier met een veelzeggende oogopslag en ze zei dat ik binnenkort feedback zou krijgen. Een beetje beduusd liep ik weer terug over de hangbrug, door de duistere gang en zodra ik van de laatste sport van de ladder afstapte, groeide ik weer naar mijn menselijke proporties.
En nu? Zojuist vond ik in mijn brievenbus een hele kleine enveloppe. Met het openen heb ik gewacht tot jullie, mijn lezers, erbij waren. Iedereen klaar? Uit de mini-enveloppe valt een generfd stukje papier. Even mijn bril pakken, hoor.
Er staat:
Je vertrouwt de kosmos en weet dat alles aan verandering onderhevig is. Je beseft dat uit iedere chaos iets magisch ontstaat. (Dat zien wij in jouw tuin.) Je geniet van het kleine, zoals de wonderen in het bos en de gulle lach die jou gegeven wordt.
Conclusie: Blijf vooral in jouw eigen omgeving buigen als een rietstengel!
Liefdevolle knuffel van alle kabouters
December 2021